Numfor dictionary

FormGlosses ↑POSLinks
paisĕm

zwaart

mambĕfor

yellow bird of paradise

naniar

yellow / geel

mabab

yawn; in general, open the mouth / geeuwen; in 't algemeen den mond openen

mawab

yawn; in general, open the mouth / geeuwen; in 't algemeen den mond openen

arsyawèk

worm (earthworm) / worm

kadio-boi

woordt in klaagzangen voor waimòn `duif'

a(i)

wood; tree / hout; boom

bin

woman; female / vrouw; vrouwelijk

baï

woman, wife / vrouw, wanneer ze met eenige onderscheiding aangesprokken wordt

wàprer

wing / vleugel

untung

windfall, piece of good luck / winst, meevallertje

wām

wind / wind

painàm

wild banana sp.

mànsiani

widower

kabòm

widow

(syàr)bàm

wide / breed

iseï

who? / wie?

yèn

white sandy beach / wit zandstrand

kayĕn

white sand / wit zand

mangu

white pigeon (Myristicivora spillorhoa)

ās (ayes)

white ant

piòpĕr

white / wit

piupĕr

white / wit

yās

whet, sharpen / wetten, slijpen

mòbò

where? / waar?

ròseï

what? / wat?

dimèk

wet / nat

wām-barek

west wind, west monsoon / westenwind, westmoesson

barĕk

west / 't Westen

nggo

we (excl.) / wij (exclusief de aangesproken persoon)

ko

we (excl.) / wij (de aangesprokene inbegrepen)

samaràka

watermelon

mniwĕr

wasp

ban

wash with water (body and objects, not clothes) / opheffen van de hand, z.a. bij 't salueeren

sàm

warm / warm

wān

wallaby / kangoeroe

bān

wake up from sleeping; set something upright, as a mast or a house; lifting of the hand, as in salut…

nàpnapĕr

vine sp. (Hydrophytum montanum) / plant, die zich hecht aan boomen; bestaande uit een knolachtig g…

mènu

village / dorp

mĕnu

village / dorp

ramĕn

very deep / zeer diep

urĕk

vein, vessel / ader, slagader

duï

two / twee

imburnòs

tuna sp.

kubur kàndeïpapu

triton/conch variety (small and thorned)

kubur

triton/conch shell

adi

tree sp.; outrigger (made from this tree) / zeer lichte houtsoort; uitlegger, vlerk van de prauw, om…

insèk

tree sp. (Sloetia Minahassae)

ma

toward the speaker / geeft de richting naar den spreker aan

na

tooth / tand

kàprendi

tongue / tong

kàprer

tongue / tong

fas

to write / schrijven, teekenen, schilderen van figuren, e.d.

fararur

to work / werken; arbeid

kanĕs

to weep, cry; howl / weenen; huilen

awu

to vomit / braken

kabĕr

to turn / omdraaien, omkeeren, uitwringen (van kleederen)

kawĕr

to turn / omdraaien, omkeeren, uitwringen (van kleederen)

yabĕk

to tie up, fasten / stevig binden, gelijk men gevangenen bindt

so

to throw / werpen

swār

to think / denken

ās

to swim / zwemmen

biar

to swell / gezwollen, zuchtig van lichaamsdeelen

sum

to suck, kiss / zuigen, kussen

syòsĕf

to suck / uitzuigen; zuigen, z.a. een kind de borst

kur

to string (as beads) / rijgen

karau

to steal / stelen

kĕrau

to steal / stelen

krau

to steal / stelen

orĕs

to stand / staan

kuk

to stab, pierce / steken

òmĕs

to squeeze / reinigen van vruchten, zoodat 't bruikbare alleen overblijft; uitpersen

kès

to split / splijten, verdeelen

kabas

to split / splijten

mef

to split / in de lengte breken, splijten

aninèf

to spit / spuwen; speeksel

nàsĕm

to sniff, smell / ruiken

ās

to smoke (of a fire) / rooken (van vuur)

enĕf

to sleep / slapen

keïn

to sit / zitten; blijven

kfo

to shoot (with an arrow) / schieten met pijlen

sàpsip

to sew / naaien

màm

to see / zien

rār

to scratch / krabben

kòfeïn

to say / zeggen

kòfèn

to say / zeggen

faya

to say / vertellen, vertelling

ayuyĕn

to sail

nuk

to pound, beat / kloppen; tikken (aan een deur)

ker

to plant / planten

kàrker

to plant / 't Planten in 't algemeen, vraagt geen voorwerp

yanĕm

to plait, weave / vlechten

borĕs

to paddle, row in native fashion (with scooping motion) / pagaaien, 't roeien op inlandsche manier

bās

to open, uncover / openen

kenĕm

to live, be alive / leven

barĕk

to lie down / liggen

mbrif

to laugh / lachen

fau

to know, be knowledgeable / weten, kennen

mun

to kill / slaan; dooden; vechten

688 lexical entries found
  1. Pageof 7
  2. Results per page: